Lino
Het speelveld van Lino bestaat uit 56 losse tegels. De tegels worden aan het begin klaargelegd in een kruisvorm. Daarna moeten speler beurtelings in totaal zes tegels verplaatsen. Hierdoor ontstaat meestal een speelveld met enkele gaten. Iedere speler heeft 25 glazen speelstenen in zijn eigen kleur. Een van deze stenen doet dienst als puntenteller op het scorebord, met de overige stenen probeer je jouw score te verhogen.
Als je aan de beurt bent, moet je één van jouw stenen op een vrije tegel plaatsen. Als je hiermee een rij met louter bezette tegels voltooit, scoor je zoveel punten als de rij lang is. Het maakt niet uit door wie deze tegels zijn bezet. Een rij is een reeks aangrenzende tegels in een rechte lijn, die eindigt bij een open plek aan de rand of in het midden van het speelveld. Rijen kunnen horizontaal, verticaal en diagonaal worden gevormd. Het is dus mogelijk om met één steen meerdere rijen te voltooien. Het spel is voorbij zodra de laatste steen is gelegd. Dan volgt een eindtelling, waarbij je zeer veel punten kunt verdienen met opeenvolgende eigen stenen. Een rijtje van vier eigen stenen is 10 punten waard, een rij van zeven of meer levert maar liefst 40 punten op. Ook deze eigen rijen worden horizontaal, verticaal en diagonaal geteld. De speler met de meeste punten wint het spel Lino. Het verdient aanbeveling om twee potjes op hetzelfde speelveld te spelen en daarbij van startspeler te wisselen.