De grote Dalmuti
De Grote Dalmuti is net zo oneerlijk als de echte wereld. Wie aan de macht is heeft het makkelijk, wie een lage sociale rangorde heeft kan maar moeizaam omhoog klimmen. De tachtig speelkaarten hebben ieder een rang. Van de hoogste rang, de Dalmuti met het getal 1, is er (zoals dat bij een koning hoort) maar één. De boeren die de laagste sociale orde bekleden, hebben nummer twaalf en zijn ook met hetzelfde aantal vertegenwoordigd in het spel. Zo geldt dat voor alle rangen, van ridders tot baronnessen en van aartsbisschoppen tot schapenhoedsters.
Alle kaarten worden onder de spelers verdeeld. De twee spelers met de laagste rangorde, de slaven, moeten belasting betalen aan de koning en onderkoning in de vorm van hun beste kaarten. In ruil daarvoor krijgen ze kaarten die de machthebbers niet kunnen gebruiken. Dan begint de koning door een verzameling gelijke kaarten op tafel te gooien. Naast de koning zit de onderkoning. Deze mag over het bod heengaan door hetzelfde aantal kaarten op te gooien, maar van een hogere rang dan de kaarten van de koning. Daarna mogen de middenstanders die dan aan de beurt zijn hetzelfde doen en vervolgens ook de slaven. Als er iemand over de worp van de koning heen is gegaan, heeft deze het recht om dat bod ook weer te overtroeven. Dit gaat net zo lang door tot iedereen gepast heeft. De speler die de laatste worp op tafel heeft gelegd mag met de volgende ronde beginnen.
Het is de bedoeling zo snel mogelijk van al je kaarten af te komen. De volgorde van uitgaan bepaalt de nieuwe rangorde. Dus ben je als eerste uit, dan word je de nieuwe koning.
(bron: spellengek.n)